Je kan het!
‘Je kunt het, je kunt het, je kunt het!’ roep ik mijn vierjarige dochter toe. De paniek in haar oogjes, haar wenkbrauwen zo gefronst dat deze elkaar haast raken. Ze moet zo nodig, dat ze het knoopje van haar korte spijkerbroekje niet meer los krijgt. Ik maak de knoop voor haar los en ze springt achteruit de wc op. Met een straal zo krachtig als die van een hogedrukspuit leegt zij haar kleine blaasje. Net op tijd.. Paniek maakt plaats voor opluchting en opluchting maakt vervolgens plaats voor trots: ‘Ik was niet te laat mama, het is me gelukt!’ ‘Ja schat, je kunt het. Ik ben trots op je.’
.
Geloof in eigen kunnen
Ik weet dat ook deze ervaring er aan bijdraagt dat het haar de volgende keer weer zal lukken, zelfs al moet zij dan nog nodiger. Elke keer dat het haar lukt zal bij haar de overtuiging groeien dat ze het kan. Met andere woorden, haar self-effacy neemt toe. Self-efficacy, ook wel zelfeffectiviteit, is het geloof in eigen kunnen. Volgens de Self-efficacy theorie van de Canadese psycholoog Albert Bandura is de mate waarin iemand gelooft in het eigen kunnen van grote invloed op motivatie. Hoe meer we geloven dat we iets kunnen, hoe eerder we het doen en hoe meer we volharden. Dat kan van alles zijn, zoals het ophouden van je plas, het uitlopen van een marathon of het optreden voor een groot publiek. Het behoeft weinig uitleg dat dit een belangrijk aspect is voor alle vormen van leren en presteren. Als je denkt dat je iets niet kunt, dan zal je er niet aan beginnen.
Maar als je iets nog nooit hebt gedaan, hoe weet je dan of je het kunt? Volgens Bandura zijn er vier aspecten die ons geloof in eigen kunnen beïnvloeden. Allereerst ontdekken we dat we iets moeten kunnen omdat anderen het ook kunnen. We doen hen na. ‘Als hij het kan, dan kan ik het vast ook’. Ten tweede doen we dingen omdat anderen ons ertoe uitdagen en/of aanmoedigen. ‘Als zij denken dat ik het kan, dan is dat misschien wel zo.’ Een ander aspect is eigen ervaring. Je probeert iets, je merkt hoe het gaat en je bouwt voort op die ervaring. Gaat het de eerste keer mis? Dan heb je die ander nodig je aan te moedigen het nog een keer te proberen. Lukt het de eerste keer? Dan is de basis van het geloof gelegd. Hoe groter dat geloof, hoe meer vertrouwen en hoe meer rust je ervaart. En dat is tevens het vierde en laatste aspect dat geloof in eigen kunnen beïnvloedt: de signalen van je eigen lichaam, oftewel biofeedback. Protesteert je lijf met een uit de pan rijzende hartslag en rode vlekken in je nek? Dan ben je wellicht geneigd af te haken. Je zult echter merken dat je lijf anders zal reageren na wat meer oefening.
Mijn dochter van twee kijkt toe hoe haar grote zus rustig haar billen afveegt en haar spijkerbroekje omhoog trekt. Ze loopt op de wc af en probeert er op te klimmen. ‘Ikke ook mama!’ roept ze mij toe. ‘Ja lieverd, jij kunt dat ook’ antwoord ik haar en ik bedenk me hoe we over niet al te lange tijd afscheid kunnen nemen van de luiers.
Hoe jij jouw self-efficacy en dat van ander kunt verhogen
– Kijk af bij anderen: wat zij kunnen kan jij ook.
– Formuleer subdoelen: kleine tussenstappen op weg naar het einddoel maken jouw vooruitgang zichtbaar en dat motiveert.
– Sta stil bij eigen, eerder behaalde successen, want dit sterkt het geloof in je eigen kunnen.
– Verzamel mensen om je heen die je aanmoedigen, zoals familie, vrienden, een mentor of eventueel een coach.
– Zorg goed voor je lijf en ontdek hoe je je lichamelijke reacties kunt controleren, bijvoorbeeld met behulp van ademhalingsoefeningen.
– Motiveer anderen door hen aan te sporen bovenstaande ook te doen.
Bronnen
Bandura, A. (2010). Self‐efficacy. The Corsini encyclopedia of psychology, 1-3.
Maddux, J. E., & Gosselin, J. T. (2012). Self-efficacy. The Guilford Press.